Tip 1

Je herkent het vast wel. Iemand leest het door jou geschreven gedicht niet helemaal vloeiend voor. Hierdoor lijkt het alsof ‘ie op sommige stukken niet meer rijmt. Voorkom dat met een aabb-rijmschema. Daarbij rijmt elke zin direct op de volgende, wat het voorlezen een stuk makkelijker maakt.

Tip 2

Vermijd clichés aan het begin van je gedicht, zoals: ‘De Sint zat te denken, wat hij jou nu eens zou schenken…’ Dat kan beter! Start met iets persoonlijks, iets dat echt bij je collega/familielid/vriend past. Kijk bijvoorbeeld naar zijn of haar gewoontes, favoriete uitspraken of die ene eigenschap waar iedereen om moet lachen. Zo krijgt je gedicht een originele en verrassende toon, en voelt de ontvanger zich meteen aangesproken.

Tip 3

Heb je een lootje getrokken van iemand die je nog niet zo goed kent? Ga dan op zoek naar informatie! Gebruik Google, vraag rond bij vrienden en familie of check de socials. Zo kun je dingen achterhalen waarvan diegene straks denkt: Hè? Hoe weet jij dat?

Tip 4

Een gedicht met een vloeiend ritme leest gemakkelijker voor, en is ook fijner om naar te luisteren. Zorg ervoor dat je zinnen ongeveer even lang zijn. Lees het gedicht zelf hardop voor om te controleren of het lekker loopt. Dit helpt je om een ritme te vinden dat prettig en natuurlijk aanvoelt.